Niet vers van de pers, maar qua onderwerpen actueler dan ooit. Want: hoe lang zal de Amazone, die verantwoordelijk is voor het produceren van maar liefst 20% van de zuurstof voor onze planeet Aarde, nog bestaan? Dit boek, eveneens van schrijfster Lieke Noorman (net als mijn eerdere blog Boek onder de loep: Portugal! Portugal! Portugal!), beschrijft haar reis door een wereld waar de wegen de rivieren zijn.
In het Braziliaanse Amazonewoud portretteert ze de woudbewoners, kleurrijke figuren, elk met hun eigen beweegredenen om in deze intrigerende groene wereld hun thuis te hebben. Ze voert gesprekken met hen, waarin de Amazonebewoners zo levendig naar voren komen, zodat het lijkt alsof je ze zelf ontmoet. Ze logeert bij de mensen thuis en schrijft over hun vreugde en verdriet, waardoor een helder beeld ontstaat van hun dagelijkse levens.
Als eerste is daar Gero uit Manaus, die als toeristengids op commissiebasis werkt bij Green Valley Tours. De hele dag rent hij achter toeristen aan en probeert zichzelf te verhuren als gids. De ene keer lukt dat, maar nog vaker lukt dat niet en verdient hij dus ook niks. Hij balanceert voortdurend op de rand van bankroet. Daarom zijn familie en vrienden ook zo belangrijk, ze redden elkaar als het even wat minder gaat.
Dan scheept Lieke zich in op de dertien meter lange houten boot van kapitein Usulino. Al dertig jaar vaart hij de rivier de Japurá, een van de vele zijrivieren van de Amazone, op en af. Hij koopt de producten die de rivierbewoners produceren, voornamelijk maniokmeel en paranoten, en verkoopt ze levensmiddelen die hij in de stad koopt. Alle aankopen gaan op afbetaling, want de gemiddelde rivierbewoner bezit geen rooie cent.
Vervolgens logeert Lieke bij Betty Smit, een blonde middenstandsdochter uit Zwolle, die al zo’n dertig jaar in Manaus woont en werkt met straatkinderen. Ze belandt in het kamp van goudzoeker Fininho (Magere) en zijn kornuiten in Roraima, de meest noordelijke deelstaat van het Amazonegebied. Ze maakt kennis met indiaan Paulinho Paiakan, die de belangen van zijn volk, de Kayapó, in de buitenwereld probeert te behartigen. Van zijn belofte om haar naar zijn indianendorp te brengen, komt niets terecht en ze wacht twee weken voor niets op hem.
Foto: Kayapó meisjes
In de jaren zestig kreeg de Braziliaanse overheid nog alle steun van de westerse wereld voor haar pogingen iets winstgevends te maken van het Amazonegebied. Meestal liep het op niets uit. Het meest bizarre voorbeeld: een Amerikaanse zakenman kocht een groot gebied, kapte alle bomen erop en legde houtplantages aan. "Maar wat hij ook probeerde, de productie viel altijd tegen. Het kostte hem 900 miljoen dollar om erachter te komen dat de grond in het Amazonegebied gek genoeg nauwelijks vruchtbaar is. De overvloedige vegetatie en de duizelingwekkende variëteit aan planten- en diersoorten bestaan slechts bij de gratie van hun onderlinge afhankelijkheid, in een wonderlijk complex ecosysteem. Zodra de mens zich daarmee gaat bemoeien, stort het kaartenhuis ineen." Pas in de jaren tachtig zag de wereld in dat men met groot respect moet omgaan met de zogenaamde ‘Longen van de wereld'.
Ze trekt een tijdje op met de vrouw van de burgemeester van een middelgrote Amazonestad. De burgemeester is zo corrupt als wat, maar zegt samen met zijn vrouw te ‘strijden’ voor het Amazonevolk. Over de gang van zaken tijdens de plaatselijke verkiezingscampagnes val je van de ene verbazing in de andere.
Tot slot zoekt de schrijfster Telma op, die ze twee jaar geleden heeft leren kennen. Telma, begin dertig, is een open en enthousiaste carioca, geboren en getogen in Rio, en heeft niet de stugge verlegenheid van de doorsnee bosbewoner. Direct na haar eerste ervaring met ayahuasca (een hallucinerende drank gemaakt van een bepaald soort liaan en de blaadjes van de struik de ‘Rainha’) in Rio reist Telma af naar het Amazonegebied om er te gaan wonen in de buurt van het dorpje Céu do Mapiá (Hemel van Mapiá) voor een natuurlijker en spiritueler leven.
De indianen gebruikten ayahuasca al vóór mensenheugenis bij hun religieuze ceremonies en gaven haar de naam Ayahuasca, ‘liaan van de ziel’. Het afgelegen oerwouddorpje Céu do Mápia is zo’n 50 jaar geleden ontstaan toen, onder leiding van Padrinho (peetvader) Sebastião, een tiental families hier de hemel op aarde probeerden te vestigen. De hemel op aarde is het niet geworden, want met de komst van de Brazilianen uit het zuiden en later de buitenlanders deed ook het geld haar intrede. Maar de bewoners leven er in betrekkelijke welvaart en in vrede met elkaar en met de natuur. Het is vooralsnog ook het enige Amazonedorp dat een product voorbrengt dat ook verkocht wordt in de rest van Brazilië en daarbuiten, zonder dat het oerwoud er iets van te lijden heeft, zoals bij goudwinning of houtkap.
Alle bewoners behoren tot de Santo Daime kerk. Ayahuasca, ook daime genoemd, drinken de leden bij al hun kerkdiensten. De Santo Daime diensten hebben Indiaanse, katholieke en Afrikaanse invloeden. Lieke die een paar keer meegedaan heeft aan de rituelen en zich gewaagd heeft aan het drinken van de ‘thee’, had daar zulke heftige ervaringen mee, dat ze twijfelt of ze ermee door moet gaan. Telma geeft Lieke de tip: ‘Blijf twijfelen, maar blijf vooral ook ayahuasca drinken!’
Is het ook jouw droom om kennis te maken met het Amazonewoud en haar bewoners? Ik help je graag om je de basis van het Portugees eigen te maken, zodat je het maximale uit jouw reis kunt halen! Aarzel niet en laat een berichtje achter op mijn contactpagina!